Windmolens en industrie
Sinds de 16de eeuw ontwikkelde zich op de Zaanoevers een uitgebreid stelsel van ongeveer 600 windmolens voor het pellen, kloppen, malen en zagen. Men produceerde onder andere hennep, verfstoffen, papier, granen, specerijen, cacaopoeder, schelpen, schors, tabak, snuif en hout. Nadat in 1876 het Noordzeekanaal was aangelegd, werd de Zaan een belangrijke verbinding naar en vanaf het nieuwe kanaal.
Windmolens werden fabrieken, aangedreven door stoom en elektriciteit. Langs de Zaan ontstond een spannende mengeling van werken en wonen, en de spanning daartussen nam in de loop van de 20ste eeuw toe omdat behoefte bestond aan verdere uitbreiding van de industrie aan de Zaan. Dat ging al voor de Tweede Wereldoorlog ten koste van heel veel monumentwaardige Zaanse huizen en andere gebouwen. Het zo karakteristieke beeld van Zaanse houtbouw werd erdoor aangetast.