Vissersschepen
Een kotter is van oudsher een S-spant zeilscheepje met een laag achtersteven. Bij een S-spant loopt de romp van het schip vloeiend over in de kiel, waardoor de romp geen scherpe hoeken heeft. De kotter had een mast met daaraan meerdere zeilen. De voortstuwing vindt tegenwoordig plaats door een dieselmotor in plaats van zeilen. De kotter kent meerdere doeleinden maar wordt vooral in de visserij gebruikt.
De boomkorkotter is de grootste en bekendste categorie onder de kotters. In Nederland zijn zo’n 150 grote boomkorkotters actief. Deze schepen zijn over het algemeen tussen de 30 en 45 meter lang. Een boomkor is een vistuig dat wordt opengehouden door een stalen ringbuis. Aan elke ring zit een groot sleepnet. Een kotter sleept twee van deze boomkorren (aan elke zijde één) over de zeebodem. De boomkorkotter wordt vooral gebruikt voor het vangen van platvissoorten zoals schol, tong, schar, tarbot en griet.
De garnalenkotter is specifiek uitgerust voor de garnalenvisserij. Er zijn 100 van deze schepen geregistreerd voor de garnalenvangst. Het vissen gebeurt, net als bij de boomkorkotter, met twee boomkorren (sleepnetten) aan weerszijden van het schip. Deze schepen hebben een relatief platte bodem, zodat zij dicht tegen de kust kunnen varen, tot enkele tientallen meters vanaf het strand, of op het wad. De garnalenkotter heeft een lengte tussen de 12 tot 24 m.
De Eurokotter is een scheepsmodel dat voor het eerst in de jaren ’80 werd gebouwd. Deze schepen voldoen aan de nieuwste regelgeving en bezitten de meest moderne technologie. De schepen zijn niet langer dan 24 meter en het motorvermogen maximaal 300 PK. Eurokotters mogen hierdoor vis vangen binnen de 12-mijls zone van Nederland (mits onder de Nederlandse vlag) en binnen het beschermde natuurgebied ‘de scholbox’. Dit is een reservaat in de Noordzee dat sinds 1898 bescherming biedt voor de jonge schol. In Nederland zijn er inmiddels al 70 eurokotters op het water.
Trawler is een aanduiding van een vissersschip dat met een trechtervormig net (Engels: trawl) op pelagische vis, zoals haring, makreel, horsmakreel, blauwe wijting en sardinella vist. Het net wordt door het vissende schip in het zeewater voortgetrokken. Bij de tegenwoordige vissersschepen, die aanzienlijk groter zijn dan de vroegere trawlers, worden grote sleepnetten gehanteerd, die kunnen worden ingesteld op een van tevoren bepaalde hoogte boven de zeebodem. Deze schepen vissen tot ver van hun thuisbasis en voeren ook vissoorten aan die eerder op de Nederlandse markten niet bekend waren. Aan boord voorhanden diepvriesinstallaties stellen trawlers in staat om weken achtereen op zee te blijven, waarbij de vangsten worden ingevroren.