Stelling van Amsterdam
Uit angst voor vijandelijke aanvallen (vanuit Duitsland, Engeland en Frankrijk) op de hoofdstad Amsterdam, werd in de Vestingwet van 1874 bepaald dat er een Stelling van Amsterdam zou komen. Deze 135 kilometer lange verdedigingslinie ligt in een straal van 15 tot 20 kilometer rondom Amsterdam. Tussen 1881 en 1920 werd een kring van 36 forten, twee kustforten, twee vestingen, drie batterijen en twee kustbatterijen door het Departement van Oorlog gebouwd. De forten liggen ongeveer drie kilometer uit elkaar.
Bij een vijandelijke aanval zouden polders van drie tot vijf kilometer breed onder water worden gezet (inunderen). De polders werden geïnundeerd met een waterlaag van ongeveer 50 centimeter. Dit was net te hoog om volt doorheen te lopen en te laag voor platbodems om overheen te varen.
Tijdens de bouw van de verdedigingslinie bleek dat de bouwplannen door de technische ontwikkeling ingehaald werden. Door de uitvinding van de brisantgranaat (1885) moesten de forten in plaats van baksteen in beton worden gebouwd. De verdedigingslinie was ook niet tegen de komst van het vliegtuig opgewassen.
Uiteindelijk is de Stelling van Amsterdam nooit in werking gezet. Door het verdwijnen van buitenlandse dreigingen na de Tweede Wereldoorlog, verloor in 1963 de Stelling zijn militaire functie. Vele forten hebben sindsdien nieuwe functies gekregen. De Stelling is in 1996 geplaatst op de Lijst van het Werelderfgoed van de UNESCO.