Oudste industriegebied van West-Europa
Al vanaf de 16de eeuw ontwikkelde zich op de Zaanoevers een uitgebreid stelsel van windmolens. Het hoogtepunt van dit ‘oudste industriegebied van West-Europa’, lag in de zeventiende en achttiende eeuw, toen er zo’n 600 molens in de Zaanstreek draaiden. Aan deze bloeiperiode lag een belangrijke uitvinding ten grondslag van streekgenoot Cornelis Corneliszoon van Uitgeest (1550-1607). Hij implementeerde in 1594 als eerste in Nederland een krukas in een windmolen. Deze krukas maakte het mogelijk om de standaard draaiende beweging van een molen om te zetten in een op- en neergaande (zaag)beweging. Met de bouw van speciale houtzaagmolens (paltrokmolens) werd het nu mogelijk om op industriele wijze hout te zagen. Dat ging 30 keer sneller dan met de hand!
In 1597 verkreeg Cornelis Corneliszoon een octrooi op zijn uitvinding die hij probeerde te verkopen in Amsterdam. Dit was echter tegen het zere been van het Gilde van Houtzagers, dat in opstand kwam en een verbod op houtzaagmolens wist af te dwingen. Dit verbod verviel pas in 1630. Het Gilde had echter geen invloed in de nabijgelegen Zaanstreek. In deze regio ontwikkelde zich dan ook een levendige houtindustrie, die floreerde tijdens de Gouden Eeuw. Meer dan 50 houtzaagmolens leverden hout aan ondermeer de scheepswerf van de VOC op de oostelijke eilanden in Amsterdam. Dankzij Zaanse ondernemingsgeest en de ligging van de streek, aan het water en onder de rook van Amsterdam, groeide de Zaanstreek in de 17e eeuw uit tot het centrum van handelsscheepsbouw in Europa.