Bruggen
Voor de stad Amsterdam hebben bruggen altijd een belangrijke functie gehad. Met zijn 1700 bruggen, is de stad Amsterdam een echte bruggenstad. Iedere brug heeft een nummer. Brug nummer één is de Muntsluis bij het Muntplein over de Singel.
Eén van de eerste bruggen (13de eeuw) in Amsterdam was de Dam over de Amstel. Deze brug werd geleidelijk breder en uiteindelijk groot genoeg voor een plein (Damplein). Bruggen uit deze tijd werden van hout gemaakt. Een bekende nog bestaande houten ophaalbrug is de Magerebrug (eind 17de eeuw) over de Amstel. De naam is te danken aan de smalle doorgang van de brug. In de 16de eeuw komen de eerste stenen bruggen. Dit zijn de zogenoemde boogbruggen, die bestaan uit een aantal gemetselde gewelven.
In de 19de eeuw verandert de stad langzaam van waterstad naar landstad. Door de toename van het verkeer over de brug, werden de bruggen platter gemaakt. Bovendien werden veel bruggen gesloopt vanwege het dempen van grachten.
Naast stenen bruggen kwamen er ook steeds meer betonnen en stalen bruggen in het Amsterdamse stadsbeeld. Begin 20ste eeuw werden door de Amsterdamse School architect Piet Kramer (1881-1961) veel bruggen ontworpen. Karakteristiek voor deze bruggen is de manier waarop beeldhouwwerk, bakstenen banken, siersmeedwerk en brughuisjes in elkaar samenvloeien.
Amsterdam kent veel verschillende typen bruggen. Bruggen kunnen beweegbaar zijn of vast. Vanwege de beperkte scheepvaart door het centrum, bevinden zich hier de meeste vaste bruggen. Beweegbare bruggen kunnen bestaan uit een draaibrug, hefbrug, ophaalbrug, rolbrug of wipbrug. Het type brug is mede afhankelijk van de verkeersfunctie, voor tram- en autoverkeer en/of voor fietsers en voetgangers.