Hoogovensmuseum
Tot begin twintigste eeuw was de industrie in Nederland afhankelijk van geimporteerd staal. Dit was niet alleen duur, maar de Eerste Wereldoorlog maakte duidelijk deze afhankelijkeid zelfs kon leiden tot een productiestop als staal niet geleverd kon worden. In 1914 werden dan ook de eerste plannen gepresenteerd voor een Nederlands Hoogovenbedrijf. Initiatiefnemers waren de nederlandse ingenieurs Henri Wenckebach (1861-1924) en Jan Ankersmit. Zowel het bedrijfsleven als de Nederlands Staat, als de stad Amsterdam, als private investeerdes waren enthousiast en waren bereid geld te steken in het project. Vier jaar later, in 1918, was de oprichting van de Koninklijke Nederlandsche Hoogovens en Staalfabrieken N.V. (KNHS) een feit.
Als locatie voor de fabriek werd gekozen voor het duingebied ‘De Breesaap’ bij IJmuiden. Haar ligging aan de Noordzee zorgde niet alleen voor een directe aanvoer van de benodigde grondstoffen, maar de eindproducten konden ook meteen gedistribueerd worden over de hele wereld. Een andere reden om IJmuiden te verkiezen boven de andere kandidaten Rotterdam en Moerdijk was de vaste ondergrond. In 1920 werd gestart met de bouw van de eerste fase, bestaande uit twee hoogovens, een kooksbatterij en de nodige infrastructurele voorzieningen als een buiten- en binnenhaven, spoorwegemplacement en een elektrische centrale.
Groei
Tot aan de Tweede Wereldoorlog groeide het bedrijf hard. Zo ontwikkelde het een eigen gietproces voor het produceren van gietijzeren buizen en er werd een walserij gebouwd voor dikke plaat. Maar ook de reststoffen werden verwerkt tot nuttige producten. In de bijproductenfabriek die op het terrein stond, werd het kookovengas gereinigd van steenkoolteer. Het schone gas werd in de eigen energiecentrale verstookt, of als stadsgas verkocht aan omliggende gemeenten. Midden jaren ’30 was Hoogovens de grootste exporteur van ruwijzer met een export naar het buitenland die opliep tot wel 80%! De productie van staal begon pas in 1939, vlak voordat de Duitsers Nederland binnenvielen.
Vanwege de aard van de industrie en de ligging van de fabriek, waren de Hoogovens een interessant doelwit voor de Duitse bezetters. Dat wisten de Nederlanders ook en zij waren niet bereid hun staalindustrie zomaar op te geven. In de middag van 14 mei 1940, de dag van de capitulatie, werden in een vroege verzetsdaad, de koelinstallaties van de Hoogovens opgeblazen door de Nederlandse Marine. Dit, tezamen met verschillende bombardementen en een gebrek aan grondstoffen, zorgde ervoor dat het bedrijf grote schade opliep en in de periode 1940-1945 weinig produceerde.
Staalindustrie op z’n Hollands
Het einde van de Tweede Wereldoorlog en het begin van de wederopbouw én de Marshall-hulp, luidde een nieuw begin in voor de Nederlandse staalindustrie. Met de oprichting van Breedband NV werd het assortiment uitgebreid met ondermeer plaatstaal en blik. In de jaren ’60 kwam daar ondermeer aluminium bij. Er werd een nieuw hoodkantoor gebouwd, naar ontwerp van de architect Dudok, met een reusachtige doorgang, rustend op rijzige kolommen van roestvrij staal. Met de groei van het bedrijf, nam ook de vraag naar arbeiders toe. Deze kwamen niet alleen uit Nederland, maar in steeds grotere getalen ook uit Italie, Spanje, Marocco, Turkije en Joegoslavië.
Inmiddels maken de Hoogovens, na meerdere fusies en overnames, onderdeel uit van Tata Steel. Onder de naam Tata Steel IJmuiden is het het grootste aaneengesloten bedrijventerrein in Nederland. Als complex is het niet toegankelijk voor het publiek, maar er is wel een museum én er rijdt een stoomtrein.