Amsterdamse Waterleiding
Met de oprichting van de Duinwater-Maatschappij in 1851 begon de bouw van een 23 kilometer lange gietijzeren buis die, door het zand gefilterd water uit de duinen naar Amsterdam zou transporteren. Slechts twee jaar later konden inwoners van Amsterdam dagelijks maximaal twee emmers duinwater (voor één cent per emmer) aanschaffen. In 1896 kocht de gemeente Amsterdam de Duinwater-Maatschappij, die tot dan toe grotendeels eigendom was van Engelse investeerders. De Duinwater-Maatschappij kreeg een nieuwe naam: de Gemeentelijke Waterleidingen. Na deze overname investeerde de gemeente Amsterdam groots in de watervoorziening van de stad. Om de hele stad van drinkwater te voorzien werden nieuwe verdeelketels aangebracht onder het straatniveau van de stad. Ook verrees er in 1899 een nieuw pompgebouw met een waterreservoir van 10.000 m3 aan de Haarlemmerweg te Amsterdam. Zo ontstaat op een steenworp afstand van de Westergasfabriek het nieuwe hart van de Amsterdamse waterhuishouding.