Oostelijk Havengebied
In 1869 werd er begonnen met de aanleg van het Centraal Station op een kunstmatig eiland. Op dit terrein lag voorheen de oude haven en deze moest nu uitwijken naar het westen en het oosten. Het Oostelijk Havengebied werd rond 1900 op een aantal kunstmatige schiereilanden gerealiseerd, die later werden opgehoogd met baggerslib uit het Noordzeekanaal. Op deze eilanden werden pakhuizen en loodsen gebouwd en vestigden zich grote rederijen waaronder het Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij (KNSM), waarnaar later het KNSM-eiland is vernoemd. Vanaf de oostelijke havens vertrokken o.a. passagiersschepen naar Nederlands-Indië.
Met de opening van het Noordzeekanaal in 1876 kwam het Oostelijke Havengebied aan de verkeerde kant van de stad te liggen. Door de ongunstige ligging zouden op den duur de havenactiviteiten zich steeds meer naar het westen van Amsterdam verplaatsen. Nieuwe projecten en de aanleg van het Amsterdam-Rijnkanaal in 1952 konden het Oostelijk Havengebied niet redden van de neergang. Door het langzaam verdwijnen van rederijen en andere havenfuncties raakte het gebied in verval.
In 1978 besluit de gemeenteraad het terrein beschikbaar te maken voor woningbouw. Hierbij wordt de bestaande historische havenstructuur gerespecteerd en krijgen oude gebouwen, met nieuwe functies, de kans zich te vermengen met nieuwbouw. In het Oostelijk Havengebied hebben tientallen architecten uit binnen- en buitenland een bijdrage geleverd.