Noordzeekanaal
‘Holland op zijn z’n smalst’, het smalste deel van Noord-Holland, is de plek waar in 1865 werd begonnen aan een enorm waterbouwkundig project: de aanleg van het Noordzeekanaal. Ruim tien jaar werkten duizenden geschoolde en ongeschoolde arbeiders, onder leiding van Engelse aannemer en ingenieurs, aan de totstandkoming van deze nieuwe waterweg die de verbinding vormt tussen de Noordzee en de haven van Amsterdam.
Het duurde lang voordat er overeenstemming was bereikt over de komst van het Noordzeekanaal. Hoewel Amsterdam zijn concurrentiepositie kon verbeteren door de komst van een directe verbinding met zee, was de stad lange tijd faliekant tegen. Kooplieden protesteerden tegen de bijbehorende afsluiting van het IJ en zakenlieden waren huiverig voor het financiele plaatje. De stad riep zelfs een kanaalcommissie in het leven die alle plannen doornam en adviserend optrad. In 1863 werd dan eindelijk consensus bereikt. Er werd concessie verleend aan de Amsterdamsche Kanaal Maatschappij (AKM), die daarmee de leiding kreeg over het project. De technische uitvoering komt echter in handen van Engelse ingenieurs en aannemers, die meer ervaring hadden met moderne techniek. Er was geen enkele Nederlandse aannemer die het werk op zich durfde te nemen. De Engelse aannemers nemen hun eigen groep leidinggevend personeel, veelal met gezin, mee naar Nederland. Speciaal voor hun huisvesting verrees in Wijkeroog (nu Velsen-Noord) een Engelse enclave. Er kwam een ‘English Store’, in de kerk werden Engelse diensten gehouden en er kwam een Engels schooltje.
De Engelsen mochten dan wel de uitvoerders zijn, het échte uitvoerende werk werd hoofdzakelijk gedaan door polderjongens, afkomstig uit alle delen van Nederland. Zij deden het handmatige graafwerk in de duinen. Hun dagen bestonden uit graven en het kruien van zand naar gereedstaande zandwagens die door paarden en later door locomotieven werden afgevoerd. Zwaar werk, met name in de winter. En lag het werk stil, dan kregen ze geen loon. Zo goed er nagedacht was over de Engelse huisvesting, zo slecht was er nagedacht over de onderkomens van de arbeiders. Zij woonden in en rondom Velsen in embarmelijke omstandigheden; in hutten van sparrentakken, wrakhout, leem en stro of soms zelfs in gaten in de grond. Particulieren verhuurden schuren tegen woekerprijzen en ziekten, ruzies en alcoholisme waren aan de orde van de dag. 1866 was een dieptepunt toen 31 arbeiders bezweken aan cholera. Datzelfde jaar komt een deel van de arbeiders in opstand tegen de loonbetaling. Zij belegeren het huis van de Engelse opzichter John Marss en steken zijn kantoor in brand. Het leverde de werkmannen uiteindelijk niets op. Het enige gevolg was dat er nog meer politie werd ingezet om de arbeiders in bedwang te houden. Liefdadigheid zorgde ervoor dat de situatie nog enigzinds dragelijk was. Steuncomités in Amsterdam en Velsen leveren extra voedsel, kleding en een onderwijzer die de arbeiderskinderen moest opvoeden.
In 1876 werd het Noordzeekanaal feestelijk geopend door Koning Willem III. Het kanaal is dan 21 km lang, 27 meter breed en 7,5 meter diep. Tijdens deze opening gaf hij de nieuwe Noordzeehaven een naam: IJ-Muiden, oftewel monding aan het IJ. Hoewel veel kanaalgravers terugtrekken, blijven een aantal achter. Zij vestigen zich in het nieuwe IJmuiden en hopen werk te vinden in de nieuwe haven of maken de overstap naar visserij. Er komen woningen, scheepvaartgerelateerde bedrijfjes, een postkantoor en langzaam ontwikkelt IJmuiden zich tot een echte vissersstad. Ook voor Velsen heeft de komst van het Noordzeekanaal gevolgen. De gemeente werd er letterlijk door in tweeen gesplitst, Velsen-Noord en Velsen-Zuid, ook wel Oud-Velsen genoemd, verbonden door een voetbrug. Inmiddels is deze vervangen door een pont, de Velsertunnel én een spoortunnel. Ook het Noordzeekanaal is inmiddels meerdere malen veranderd. Een flauwe bocht bij Velsen bleek te hinderlijk voor de scheepvaart en is rechtgetrokken, ook is het kanaal meerdere malen verbreed en verdiept. Inmiddels is het zo’n 270 meter breed en 20 meter diep.